ECLI:NL:HR:2012:BV1299

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03890
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vorderingen in vrijwaringszaak met betrekking tot standaardcomputerprogrammatuur

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, betreft het een vrijwaringszaak tussen [eiseres] en Bell Microproducts B.V. De Hoge Raad heeft op 27 april 2012 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiseres] tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak draait om de vraag of de verjaringstermijn van toepassing is op de vorderingen van [eiseres] jegens Bell, in het kader van de aanschaf van het computerprogramma ImageSan. De Beeldbrigade B.V. had [eiseres] aangesproken voor wanprestatie, omdat de geleverde software niet compatibel was met hun systeem. [Eiseres] had op haar beurt Bell in vrijwaring gedagvaard, omdat zij de software van Bell had aangeschaft. De rechtbank had de vorderingen van De Beeldbrigade in de hoofdzaak toegewezen, maar het hof had dit vonnis vernietigd en de vorderingen van [eiseres] afgewezen op grond van verjaring. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat artikel 7:23 lid 2 BW van toepassing is, en dat de vorderingen van [eiseres] zijn verjaard. De Hoge Raad oordeelde dat de overeenkomst tussen Bell en [eiseres] valt onder titel 7.1 BW, en dat de verjaringstermijn niet tijdig was gestuit. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiseres] en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

27 april 2012
Eerste Kamer
10/03890
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.D. van der Kooi,
t e g e n
BELL MICROPRODUCTS B.V.,
gevestigd te Almere,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. K.G.W. van Oven, thans mr. R.J. Tjittes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Bell.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 229125/HA ZA 07-730 en 234994/HA ZA 07-1488 van de rechtbank Utrecht van 3 oktober 2007 (vrijwaringszaak) en 27 februari 2008 (eindvonnis in de hoofdzaak);
b. het arrest in de zaak 200.005.814 en 200.004.609 van het gerechtshof te Amsterdam van 1 juni 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bell heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Bell mede door mr. E.J. Schiebroek, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De Beeldbrigade B.V. (hierna: De Beeldbrigade) is producent van televisieprogramma's. Zij heeft bij [eiseres] ten behoeve van de montage van een van haar programma's het computerprogramma ImageSan met de bijbehorende dragers en apparatuur (hierna: het ImageSan-systeem) aangeschaft, welk computerprogramma met bijbehorende dragers en apparatuur [eiseres] op haar beurt van Bell heeft afgenomen. De levering van het ImageSan-systeem en de installatie van de computerprogrammatuur bij De Beeldbrigade door [eiseres] hebben op 17 mei 2004 plaatsgevonden.
(ii) De Beeldbrigade heeft problemen ondervonden met het ImageSan-systeem. De geleverde software bleek niet compatibel met het door De Beeldbrigade gebruikte computerbesturingssysteem. [Eiseres] heeft op 30 juli 2004 een ander computerprogramma geïnstalleerd.
(iii) Bij e-mail van 23 juli 2004 en bij brief van 25 augustus 2004 is [eiseres] door De Beeldbrigade aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade in verband met het niet naar behoren functioneren van de ImageSan-software. Op 9 november 2004 is vervolgens namens De Beeldbrigade een sommatiebrief verzonden.
(iv) Vanaf medio 2004 is er tussen [eiseres] en Bell contact geweest over de problemen bij De Beeldbrigade. Bij faxbrief van 12 november 2004 is Bell door [eiseres] in gebreke gesteld.
3.2 De Beeldbrigade heeft [eiseres] op 29 maart 2007 gedagvaard. Zij vordert, kort samengevat, een verklaring voor recht dat [eiseres] jegens haar wanprestatie heeft gepleegd, althans onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede schadevergoeding tot een bedrag van € 67.258,55 met kosten en rente. [Eiseres] heeft Bell in vrijwaring gedagvaard; zij vordert een veroordeling van Bell om aan haar te betalen datgene waartoe [eiseres] als gedaagde in de hoofdzaak jegens De Beeldbrigade mocht worden veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van De Beeldbrigade jegens [eiseres] in de hoofdzaak goeddeels toegewezen, en heeft in de onderhavige vrijwaringszaak eveneens toegewezen de vordering van [eiseres] op Bell. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak vernietigd. Daartoe heeft het in rov. 4.6 overwogen:
"Het programma ImageSan is vastgelegd op een of meerdere gegevensdragers. Het in deze zaak gestelde gebrek houdt geen verband met deze gegevensdragers, maar met de werking van de daarop vastgelegde software. Anders dan een gegevensdrager, kan die software op zichzelf niet worden aangemerkt als een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object en is dan ook geen zaak in de zin van artikel 3:2 BW. Niettemin leidt het feit dat ImageSan standaardsoftware is, die als een pakket kan worden aangeschaft (hier voor ruim € 46.000) en waarmee het recht op het vrije en duurzame gebruik van de software wordt verkregen met de omstandigheid dat het in deze zaak gaat om de kwaliteit van die software en niet om de auteursrechtelijke dimensie daarvan, het hof tot het oordeel dat, op grond van het bepaalde in art. 7:47 BW, titel 7.1 van toepassing moet worden geacht. Dat de software - voor een bedrag van € 2.200 - door een specialist geïnstalleerd en getest moet worden alvorens in gebruik te worden genomen, doet hier niet aan af, nu dit het karakter van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet wezenlijk anders doet zijn."
Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat aldus ook de verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW van toepassing is. Op grond van die bepaling heeft het in de hoofdzaak de vordering van De Beeldbrigade op [eiseres] afgewezen, omdat de verjaring van die vordering niet tijdig is gestuit. Dat bracht voor de onderhavige vrijwaringszaak mee dat de vordering van [eiseres] op Bell eveneens werd afgewezen. Ten overvloede overwoog het hof dat ook de vordering in vrijwaring van [eiseres] jegens Bell is verjaard, nu de verjaring van deze vordering na de ingebrekestelling door [eiseres] bij brief van 12 november 2004 niet meer tijdig is gestuit voordat op 30 juli 2007 tot dagvaarding in vrijwaring werd overgegaan (rov. 4.12).
3.3 De rechts- en motiveringsklachten van de zes onderdelen van het middel richten zich alle tegen het oordeel van het hof dat art. 7:23 lid 2 BW van toepassing is en dat op grond van die bepaling de vorderingen van [eiseres] zijn verjaard. Zij lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. In het heden door de Hoge Raad uitgesproken arrest in de hoofdzaak tussen De Beeldbrigade en [eiseres] (zaak nr. 10/03888) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een overeenkomst strekkende tot de aanschaf van standaardcomputerprogrammatuur voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag - zoals in die zaak aan de orde is - valt binnen het bereik van titel 7.1 BW. In de onderhavige zaak heeft [eiseres] de software niet van Bell aangeschaft om deze zelf te gaan gebruiken, maar om deze door te leveren aan een ander opdat deze de software gaat gebruiken in vorenbedoelde zin. Ook een dergelijke overeenkomst valt onder het toepassingsbereik van titel 7.1. Het hof heeft derhalve terecht geoordeeld dat art. 7:23 lid 2, op de overeenkomst tussen Bell en [eiseres] van toepassing is. Daarop stuiten alle klachten van het middel af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bell begroot op € 2.201,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2012.