ECLI:NL:HR:2012:BV3928
Hoge Raad
- Herziening
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van de Hoge Raad inzake een verzoek tot herziening van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 8 oktober 2010, waarin het beroep in cassatie van de belanghebbende ongegrond was verklaard. De belanghebbende, een persoon uit Duitsland, had een verzoek tot herziening ingediend naar aanleiding van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1995. De Hoge Raad oordeelde dat de brief van de belanghebbende van 8 oktober 2010 moet worden opgevat als een verzoek tot herziening, maar dat de gronden voor herziening niet voldeden aan de wettelijke vereisten. Volgens artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen alleen feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet bekend waren bij de indiener, als grond voor herziening dienen. De Hoge Raad concludeerde dat het verzoekschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Daarnaast werd er niet gewezen op een kennelijke verschrijving, wat ook een voorwaarde is voor herziening. De Hoge Raad besloot daarom het verzoek tot herziening kennelijk ongegrond te verklaren en het onderzoek te sluiten. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van het arrest een verzetschrift in te dienen. Dit arrest is openbaar uitgesproken en een afschrift is aangetekend verzonden op dezelfde datum.