ECLI:NL:HR:2012:BV6696

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00247
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over weigering alternatieve uitvoering bij Europese aanbesteding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over een Europese aanbesteding. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Gelpke, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 september 2010 was gewezen. Het Waterschap Groot Salland, vertegenwoordigd door mr. J. van Duijvendijk-Brand, had voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Zwolle-Lelystad en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De kern van het geschil betreft de vraag of de weigering van het Waterschap om een alternatieve uitvoering van de opdracht te accepteren, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiseres in het principale beroep niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die strekte tot verwerping van het principale beroep, werd door de Hoge Raad overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen in het principale beroep falen, waardoor het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde kwam.

De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en is een belangrijke uitspraak in het kader van de Europese aanbestedingswetgeving en de toepassing van redelijkheid en billijkheid in aanbestedingsprocedures.

Uitspraak

6 april 2012
Eerste Kamer
11/00247
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. M.E. Gelpke,
t e g e n
WATERSCHAP GROOT SALLAND,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en het Waterschap.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 143217/HA ZA 08-355 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 februari 2009;
b. het arrest in de zaak 200.034.759/01 van het gerechtshof te Arnhem van 28 september 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het Waterschap heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiseres] mede door mr. R.L. de Graaff, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het principale beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Waterschap begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 6 april 2012.