ECLI:NL:HR:2012:BV6741

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04233
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen. De verzoekster, de moeder, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die op 21 juni 2011 was gegeven. De vader en de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht waren verweerders in cassatie, maar hebben geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer J.C. van Oven, die de beschikking heeft uitgesproken, samen met de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en M.A. Loth.

Uitspraak

30 maart 2012
Eerste Kamer
11/04233
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
1. [De vader],
wonende te [woonplaats],
2. De stichting STICHTING BUREAU JEUGDZORG UTRECHT,
gevestigd te Amersfoort,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 267013/FA RK 09-2637 van de rechtbank Utrecht van 21 juli 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.075.986 van het gerechtshof te Amsterdam van 21 juni 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader en Bureau Jeugdzorg hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 maart 2012.