ECLI:NL:HR:2012:BV7166
Hoge Raad
- Herziening
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2012 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1954 en woonachtig in Renkum, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk nalaten van het tijdig verstrekken van benodigde gegevens aan de gemeente Renkum, wat van belang was voor de vaststelling van het recht op bijstand van een ander. De aanvrager had in de periode van 6 oktober 2000 tot 21 oktober 2004 als curator en bewindvoerder van een betrokkene nagelaten om relevante informatie te verstrekken, wat leidde tot een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
De aanvrage tot herziening steunde op de stelling dat nieuwe stukken, die niet eerder in de procedure waren betrokken, tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde echter dat de gronden van de aanvrage niet voldoende waren om tot herziening over te gaan. De eerder afgewezen aanvrage tot herziening, die was gedaan op basis van vergelijkbare argumenten, werd opnieuw in overweging genomen. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was, omdat de aangevoerde stukken geen ernstig vermoeden opleverden dat het onderzoek tot een andere uitkomst had geleid.
De Hoge Raad verklaarde de aanvrage niet-ontvankelijk voor zover deze steunde op gronden die in de eerdere herziening al ongenoegzaam waren geoordeeld. De aanvrage tot herziening werd voor het overige afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van de bewijsvoering en de noodzaak om nieuwe, relevante feiten aan te voeren voor een succesvolle herziening van een strafzaak.