ECLI:NL:HR:2012:BV9601
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Overgang van onderneming en opvolgend werkgeverschap in het arbeidsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2012 uitspraak gedaan over de overgang van onderneming en opvolgend werkgeverschap in het arbeidsrecht. De eiseres, werkzaam als telefoniste bij Connexxion Taxi Services B.V., heeft in een kort geding doorbetaling van haar loon gevorderd, stellende dat er sprake was van een overgang van onderneming op basis van artikel 7:663 BW, of subsidiair opvolgend werkgeverschap volgens artikel 7:668a BW. De kantonrechter heeft de subsidiaire grondslag toegewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de vorderingen van eiseres afgewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat de primaire grondslag van de vordering ondeugdelijk is, omdat eiseres op het moment van de vermeende overgang van de dienstbetrekking niet meer bij Connexxion werkzaam was. Haar arbeidsovereenkomst met Connexxion was geëindigd op 31 maart 2008, terwijl zij op 1 april 2008 in dienst trad bij de verweerster. De subsidiaire grondslag werd ook afgewezen, omdat de nieuwe werkgever, verweerster, en Connexxion niets anders met elkaar te maken hebben dan dat zij elkaars concurrenten zijn. De Hoge Raad concludeert dat de omstandigheden niet voldoende zijn om opvolgend werkgeverschap aan te nemen, aangezien er geen bewijs is dat verweerster inzicht had in de kwaliteiten van eiseres vanuit haar eerdere dienstverband bij Connexxion.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder opvolgend werkgeverschap kan worden aangenomen en de noodzaak voor een duidelijke juridische basis voor claims in het arbeidsrecht.