ECLI:NL:HR:2012:BV9604
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep bij ontbrekende bladzijde cassatiedagvaarding
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiser] c.s. tegen de curator van [betrokkene 1]. De Hoge Raad heeft op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het cassatieberoep werd verworpen. De achtergrond van de zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst die in 1993 werd aangegaan door [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [eiser 1] voor de exploitatie van restaurant [A]. De overeenkomst werd schriftelijk vastgelegd in 1994, maar er ontstonden problemen met de financiering en de exploitatie van het restaurant, wat leidde tot de sluiting van het restaurant in 1994 en het faillissement van [betrokkene 1] in 1995.
De cassatiedagvaarding, die op 19 januari 2011 werd uitgebracht, ontbrak een bladzijde, wat de curator ertoe bracht om primair te concluderen tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de bladzijde een gebrek was dat niet hersteld kon worden na het verstrijken van de cassatietermijn. De Hoge Raad verwees naar artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat de cassatiedagvaarding de omschrijving van de middelen moet bevatten waarop het beroep steunt. Het ontbreken van deze middelen is een gebrek dat, behoudens bijzondere omstandigheden, niet vatbaar is voor herstel.
De Hoge Raad concludeerde dat de tekst van het middel niet voldeed aan de eisen van artikel 407 lid 2 Rv, omdat het geen klachten bevatte die aan de vereisten voldeden. De Hoge Raad verklaarde [eiser] c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het indienen van cassatiedagvaardingen en de gevolgen van procedurele fouten.