ECLI:NL:HR:2012:BV9606

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03770
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie; geen wijziging petitum appelschrift door uitlatingen ter zitting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De beschikking van het hof was eerder gegeven op 17 mei 2011 en betrof een geschil over de hoogte van de kinderalimentatie. De vrouw was van mening dat de alimentatie te laag was vastgesteld en had in haar cassatieberoep verschillende klachten aangevoerd.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere beslissingen van de lagere rechters heeft bevestigd.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op dezelfde datum als de uitspraak. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat uiteindelijk ook door de Hoge Raad is bevestigd. De zaak illustreert de strikte toepassing van de cassatieregelgeving en de beperkte ruimte voor het aanvoeren van klachten in cassatieprocedures.

Uitspraak

27 april 2012
Eerste Kamer
11/03770
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 457791/10.3489 FA RK van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.075.529/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 17 mei 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De man heeft bij verweerschrift en aanvullend verweerschrift verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2012.