ECLI:NL:HR:2012:BW5169
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep na verleend verlof tot behandeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder door de Kantonrechter in Leeuwarden veroordeeld tot een geldboete van € 60,- wegens overtreding van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft op 24 september 2010 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Echter, het Hof heeft de verdachte bij arrest van 4 februari 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij geen schriftuur met grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. De verdachte heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij hij zich beriep op de opvatting dat, nu de Voorzitter verlof had verleend voor de behandeling van de zaak in hoger beroep, er geen plaats meer was voor een niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft deze opvatting verworpen en geoordeeld dat de beslissing van het Hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep niet onbegrijpelijk was, ook zonder nadere motivering. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van de niet-ontvankelijkheid in hoge mate afhankelijk is van de feitenrechter en dat het oordeel van het Hof in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef.