ECLI:NL:HR:2012:BW7078

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04482
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake domicilie keuze en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende, X, woonachtig in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 augustus 2011, waarin een besluit op basis van de Algemene Kinderbijslagwet werd behandeld. De Hoge Raad constateerde dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend, aangezien het pas op 11 oktober 2011 was ontvangen, terwijl de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, op 30 september 2011 was verstreken.

De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende eerder gewezen op de verplichting om een woonplaats in Nederland te kiezen, zoals vastgelegd in artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Ondanks herhaalde aanmaningen om te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn, heeft de belanghebbende geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid. De Hoge Raad oordeelde dat het uitblijven van een reactie van de belanghebbende, in combinatie met de termijnoverschrijding, leidde tot de conclusie dat er geen grond was om te oordelen dat hij niet in verzuim was.

Daarom werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de gevolgen van het niet kiezen van een domicilie in Nederland voor de communicatie met de Hoge Raad.

Uitspraak

1 juni 2012
nr. 11/04482
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 augustus 2011, nr. 10/3757 AKW, betreffende een besluit ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
1.1. Blijkens een door de griffier van de Centrale Raad van Beroep gestelde aantekening op de brief waarbij een afschrift van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is verzonden, is dit afschrift aangetekend aan partijen verzonden op 19 augustus 2011.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 11 oktober 2011 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 30 september 2011. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, van die wet.
1.2. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 oktober 2011 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Bij aangetekende brief van 22 november 2011 heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Deze brief is tegelijkertijd bij gewone brief naar het door belanghebbende opgegeven adres verzonden. De aangetekende brief van 22 november 2011 is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad. Belanghebbende heeft niet op deze brieven gereageerd. Wel heeft hij de Hoge Raad bij brief van 6 februari 2012 laten weten dat zijn adres niet is veranderd.
1.3. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 oktober 2011 en nogmaals bij brief van 6 december 2011 gewezen op het bepaalde in artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, op grond waarvan hij verplicht is een woonplaats in Nederland te kiezen. Tevens heeft de griffier hem daarbij meegedeeld dat de Hoge Raad, als belanghebbende geen woonplaats in Nederland kiest, de stukken zal zenden naar het door belanghebbende in het beroepschrift vermelde adres in Marokko en dat het risico dat de stukken hem dan niet of te laat bereiken voor zijn rekening komt. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende bij brief van 26 december 2011, ter griffie ingekomen op 2 januari 2012, aan de Hoge Raad te kennen gegeven dat hij geen domicilie in Nederland kiest.
Het uitblijven van een reactie van belanghebbende op de geboden gelegenheid om mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden, brengt onder deze omstandigheden mee dat geen grond bestaat voor het oordeel dat hij ondanks die termijnoverschrijding niet in verzuim is geweest. Daarom moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2012.