ECLI:NL:HR:2012:BW7156
Hoge Raad
- Cassatie
- A-G Niessen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de fiscale behandeling van wederrechtelijk verkregen voordeel en niet-aftrekbare kosten in verband met criminele activiteiten
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof. De belanghebbende was eerder veroordeeld voor het leidinggeven aan een criminele organisatie die zich bezighield met de vervaardiging en handel in drugs. Op basis van een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek is er een ontnemingsvordering ingesteld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, dat in hoger beroep werd verlaagd. De Inspecteur heeft de winst over de jaren 2001 tot en met 2004 gecorrigeerd, waarbij hij de wederrechtelijke voordelen niet in aanmerking nam bij de aangiften van de belanghebbende. De Rechtbank en het Hof hebben geoordeeld dat de Inspecteur terecht de kosten en lasten die verband houden met het misdrijf niet in aftrek heeft toegelaten. Dit oordeel is gebaseerd op de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat de wetgever de samenloop van belastingheffing over het wederrechtelijk voordeel en de niet-aftrekbaarheid van de kosten heeft aanvaard.
De A-G heeft in zijn conclusie uiteengezet hoe het te belasten wederrechtelijk voordeel wordt bepaald en wat de gevolgen zijn van de aftrekbeperkingen volgens de Wet IB 2001. Hij concludeert dat de wet niet expliciet regelt hoe om te gaan met de fiscale verwerking van kosten die betrokken zijn bij de ontnemingsvordering. De A-G stelt dat de bepalingen van de Wet IB 2001 alleen van toepassing zijn als het wederrechtelijk voordeel niet wordt ontnomen. Het Hof heeft volgens de A-G een verkeerde rechtsopvatting gehanteerd door te oordelen dat de Inspecteur de kosten niet in aftrek mocht toelaten. De conclusie van de A-G strekt tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, wat betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Hof zou kunnen vernietigen.