ECLI:NL:HR:2012:BW8761
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake gevangenisstraf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 april 2010 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1947, had beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, mr. A.A. Franken, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de bestreden uitspraak werd vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd tot elf maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot beantwoording. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, aangezien er meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche. De uitspraak werd op 3 juli 2012 gedaan.