ECLI:NL:HR:2012:BW9965
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2010, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1954 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld. De advocaat van de betrokkene, mr. R. Zilver, heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering, zoals de Hoge Raad gepast zal voorkomen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel niet voldoende onderbouwd is, vooral omdat er niet is geklaagd over het verzuim van het hof om de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in een concreet bedrag uit te drukken. Aangezien er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, heeft de Hoge Raad besloten het beroep te verwerpen. Dit arrest is uitgesproken op 3 juli 2012 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.