ECLI:NL:HR:2012:BX0727

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02743
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluitende bevoegdheid bestuursrechter in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiser] in beroep ging tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de uitsluitende bevoegdheid van de bestuursrechter in vreemdelingenzaken, zoals vastgelegd in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage en een arrest van het gerechtshof. De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht, terwijl de Staat werd vertegenwoordigd door zijn advocaat en een advocaat bij de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een totaalbedrag van € 2.981,34. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling opriepen.

Uitspraak

5 oktober 2012
Eerste Kamer
11/02743
TT/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, MEER IN HET BIJZONDER DE DIENST TERUGKEER EN VERTREK),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 381413 / KG ZA 10-1491 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 januari 2011;
b. het arrest in de zaak 200.081.701/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 april 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor de Staat is de zaak toegelicht door zijn advocaat en mr. I.C. Blomsma, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.