ECLI:NL:HR:2012:BX5795

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als betrokkene, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank Utrecht van 10 april 2012. De rechtbank had in deze beschikking een machtiging verleend op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De betrokkene was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep in cassatie ingesteld. De officier van justitie in het arrondissement Utrecht, die als verweerder optrad, heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De raadsheren oordeelden dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was dat het beroep moest worden verworpen.

De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels, en de uitspraak is gedaan in het kader van de Wet Bopz, met specifieke verwijzingen naar artikelen 14a, 14d en 48 lid 1 van deze wet. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de wet en de procedures rondom machtigingen tot verblijf in psychiatrische instellingen.

Uitspraak

5 oktober 2012
Eerste Kamer
12/03353
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 321118/FA RK 12-1453 van de rechtbank Utrecht van 10 april 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.