ECLI:NL:HR:2012:BX9575
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin een gevangenisstraf van 45 maanden was opgelegd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. van Stratum, stelde dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel gegrond was, wat leidde tot een vermindering van de gevangenisstraf van 45 maanden naar 43 maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Voor het overige werd het beroep verworpen. De beslissing werd genomen zonder dat er verdere motivering nodig was, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2012:BX9575.