ECLI:NL:HR:2012:BX9575

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin een gevangenisstraf van 45 maanden was opgelegd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. van Stratum, stelde dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel gegrond was, wat leidde tot een vermindering van de gevangenisstraf van 45 maanden naar 43 maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Voor het overige werd het beroep verworpen. De beslissing werd genomen zonder dat er verdere motivering nodig was, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2012:BX9575.

Uitspraak

13 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/01106
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2011, nummer 23/002573-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 45 maanden.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 43 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 november 2012.