ECLI:NL:HR:2012:BX9594
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van gevangenisstraf door de Hoge Raad na overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1947, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder vonnis waarbij een gevangenisstraf was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. L.J. Woltring, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen met betrekking tot de opgelegde gevangenisstraf, en heeft verzocht om vermindering van deze straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot zeven jaren en een maand. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stellen. Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Hierbij werd opgemerkt dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, was overschreden, wat aanleiding gaf tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.