ECLI:NL:HR:2012:BY0044

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02133
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1959, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Spong, stelde middelen van cassatie voor, die in de bijgevoegde schriftuur zijn uiteengezet. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot veertien jaren en negen maanden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden, met uitzondering van het derde middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel werd gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden, waardoor de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden.

De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond, meer dan zestien maanden had moeten wachten op de uitspraak na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de beslissing om de gevangenisstraf te verminderen. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, en besloot aldus dat de straf moest worden aangepast. De uitspraak werd gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

20 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/02133
DAZ/MSP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 22 april 2011, nummer 21/004063-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijftien jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze veertien jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 november 2012.