ECLI:NL:HR:2012:BY0047
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor overtreding van het Algemeen Reglement Vervoer en de Wet op de identificatieplicht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 30 september 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984. De verdachte was eerder veroordeeld door de Kantonrechter in de Rechtbank Utrecht op 5 november 2009 voor twee overtredingen: het niet naleven van artikel 5, eerste lid, van het Algemeen Reglement Vervoer en het niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, zoals voorgeschreven in artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.J.M. Bommer, beoordeeld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof in hoger beroep vernietigd, maar oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Ondanks deze overschrijding, gezien de aard van de opgelegde straffen, heeft de Hoge Raad besloten geen rechtsgevolgen aan deze constatering te verbinden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 13 november 2012 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.