ECLI:NL:HR:2012:BY0592

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03818
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake ontheffing ouderlijk gezag

In deze zaak hebben verzoeksters, [verzoekster 1] en [verzoeker 2], beiden wonende te Leiden, beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De beschikking van het hof, gedateerd 9 mei 2012, volgde op een eerdere beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2011. De Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, was verweerder in cassatie en is niet verschenen. De Procureur-Generaal heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeksters beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de verzoeksters klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en is op 9 november 2012 openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

9 november 2012
Eerste Kamer
12/03818
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
2. [Verzoeker 2],
beiden wonende te Leiden,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.G. Groen,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster 1] en [verzoeker 2] en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 400743/FA RK 11-6259 van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.101.746/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 mei 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoekster 1] en [verzoeker 2] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 november 2012.