ECLI:NL:HR:2012:BY1209
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.H.T. Heisterkamp
- M.A. Loth
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en loondoorbetaling in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen ABN AMRO Bank N.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [verweerster]. De zaak betreft een ontslag op staande voet dat door ABN AMRO was gegeven op 12 juni 2006, omdat de werknemer niet bereikbaar was voor controle door de arbodienst en de gedragsregels bij arbeidsongeschiktheid had overtreden. De werknemer had hiertegen geprotesteerd en een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag. In een kort geding was ABN AMRO veroordeeld tot doorbetaling van het loon vanaf de datum van ontslag tot het moment waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zou eindigen. De kantonrechter had de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 november 2006.
In de procedure bij het gerechtshof te Amsterdam werd het kortgedingvonnis vernietigd en de loonvordering van de werknemer afgewezen. De werknemer had in cassatie gesteld dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De Hoge Raad oordeelde dat de gronden die door ABN AMRO waren aangevoerd voor het ontslag niet voldoende waren om dit ontslag te rechtvaardigen. De Hoge Raad verwierp het beroep van ABN AMRO en oordeelde dat de werknemer recht had op doorbetaling van het loon over de periode van 12 juni 2006 tot 1 november 2006. Tevens werd ABN AMRO veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de werknemer waren begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.