ECLI:NL:HR:2012:BY2641

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04576
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering zorgverzekeraar om zorgovereenkomst aan te gaan met zorgaanbieder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de stichting Roshni en CZ Zorgkantoor B.V. De zaak betreft de weigering van CZ om een zorgovereenkomst aan te gaan met de zorgaanbieder Roshni. Roshni had eerder een kort geding aangespannen, waarin de voorzieningenrechter te Breda op 23 november 2010 een vonnis had gewezen. Dit vonnis werd later door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in een arrest van 16 augustus 2011 bevestigd. Roshni heeft tegen dit arrest cassatie ingesteld, waarbij de cassatiedagvaarding aan het arrest is gehecht. De advocaat van CZ heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep in cassatie. De zaak is door de advocaten van beide partijen toegelicht, waarbij Roshni ook werd bijgestaan door een advocaat van de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Timmerman, strekte eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft Roshni in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

21 december 2012
Eerste Kamer
11/04576
EE/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De stichting STICHTING ROSHNI/ZORG & HOOP, voorheen Stichting Ouderenzorg "Roshni",
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
CZ ZORGKANTOOR B.V.,
gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Roshni en CZ.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 224099/KG ZA 10-512 van de voorzieningenrechter te Breda van 23 november 2010;
b. het arrest in de zaak 200.079.674 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 augustus 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Roshni beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
CZ heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Roshni mede door mr. E. Nijhof, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van Roshni heeft bij brief van 9 november 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Roshni in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CZ begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 december 2012.