ECLI:NL:HR:2012:BY2723

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03821
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake ontheffing ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2012 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door [verzoekster] tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontheffing van ouderlijk gezag en de vraag of het cassatieberoep ontvankelijk is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waarbij de rechtbank op 9 november 2011 en het hof op 9 mei 2012 beslissingen hebben genomen in deze kwestie. De Raad voor de Kinderbescherming was als verweerder betrokken, maar is niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Procureur-Generaal heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van [verzoekster] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de verzoekster onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is gedaan door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp.

Uitspraak

9 november 2012
Eerste Kamer
12/03821
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.G. Groen,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 400767/FA RK 11-6273 van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.101.756/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 mei 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De Procureur-Generaal heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 november 2012.