ECLI:NL:HR:2012:BY3891
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vraag of de terbeschikkingstelling van werkkamers aan prostituees moet worden aangemerkt als verhuur van onroerend goed of als gelegenheid tot prostitutie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de teruggave van omzetbelasting door een ondernemer die werkkamers ter beschikking stelt aan prostituees. De ondernemer had over het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008 een bedrag van € 35.895 aan omzetbelasting voldaan, waartegen bezwaar was gemaakt. De Inspecteur had dit bezwaar afgewezen, waarna de Rechtbank te 's-Gravenhage het beroep ongegrond verklaarde. In hoger beroep heeft het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de ondernemer een teruggaaf van € 32.186 verleend. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de vraag beantwoord of de door de ondernemer verrichte prestaties aan de prostituees moeten worden gekwalificeerd als verhuur van onroerend goed of als het geven van gelegenheid tot prostitutie. De Hoge Raad oordeelde dat de terbeschikkingstelling van de kamers niet kan worden gezien als een passieve verhuuractiviteit, maar dat de ondernemer in wezen een dienst verleent die gericht is op het faciliteren van de prostitutie. De Hoge Raad oordeelde dat de andere elementen van de prestatie, zoals de inrichting van de kamers en de serviceverlening, niet als bijkomstig kunnen worden beschouwd, maar dat de prestaties als één dienst moeten worden gezien.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de belastingheffing op de activiteiten van seksinrichtingen en de kwalificatie van de door hen verrichte diensten.