ECLI:NL:HR:2013:102

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
13/00412
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid provincie voor letselschade door afgescheurde boomtak en schending zorgplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een eiser tegen de Provincie Gelderland. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de provincie voor letselschade die is veroorzaakt door een afgescheurde boomtak. De eiser stelde dat de provincie haar zorgplicht had geschonden, waarbij de Hoge Raad de Kelderluikcriteria in overweging nam. De feiten van de zaak zijn als volgt: de eiser had letselschade opgelopen door een voorval waarbij een tak van een boom was afgescheurd. De eiser heeft in eerdere instanties, waaronder de rechtbank Arnhem en het gerechtshof Arnhem, zijn zaak aanhangig gemaakt. De rechtbank heeft in verschillende vonnissen geoordeeld over de aansprakelijkheid van de provincie, maar de eiser was het niet eens met de uiteindelijke beslissing van het hof en heeft cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Provincie Gelderland heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte eveneens tot verwerping. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 13/00412
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelende te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Provincie.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 1382025/HA ZA 06-424 van 21 juni 2006, 4 oktober 2006, 9 januari 2008, 7 mei 2008, 21 januari 2009, 8 april 2009 en 4 november 2009 van de rechtbank Arnhem;
het arrest in de zaak 200.052.183 van het gerechtshof te Arnhem van 23 oktober 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Provincie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Provincie toegelicht door zijn advocaat en mr. R.L. de Graaff, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 13 juni 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, M.A. Loth, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.