Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Arnhem,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een eiser tegen de Provincie Gelderland. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de provincie voor letselschade die is veroorzaakt door een afgescheurde boomtak. De eiser stelde dat de provincie haar zorgplicht had geschonden, waarbij de Hoge Raad de Kelderluikcriteria in overweging nam. De feiten van de zaak zijn als volgt: de eiser had letselschade opgelopen door een voorval waarbij een tak van een boom was afgescheurd. De eiser heeft in eerdere instanties, waaronder de rechtbank Arnhem en het gerechtshof Arnhem, zijn zaak aanhangig gemaakt. De rechtbank heeft in verschillende vonnissen geoordeeld over de aansprakelijkheid van de provincie, maar de eiser was het niet eens met de uiteindelijke beslissing van het hof en heeft cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Provincie Gelderland heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte eveneens tot verwerping. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.