Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], Filippijnen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van vaderschap en erkenning naar Filippijns recht. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H.J. Körver, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De beschikking van het hof was eerder gegeven op 4 juli 2012 en betrof de erkenning van het vaderschap in het kader van de Filippijnse wetgeving. De verweerster, die in de Filippijnen woont en werd bijgestaan door advocaat mr. H.J.W. Alt, heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de verzoekster onder de loep genomen. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was om het beroep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoekster verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op internationale erkenning van vaderschap en de toepassing van buitenlands recht in Nederland.