Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2. De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
26 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1948, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam, en was gebaseerd op nieuwe informatie die zou aantonen dat er geen sprake was van een anonieme tip, maar van een langer lopend politieonderzoek. De aanvrager stelde dat deze informatie, indien deze bekend was geweest tijdens de eerdere rechtszittingen, had geleid tot een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
De Hoge Raad oordeelde dat voor een herziening op basis van nieuwe feiten, zoals bedoeld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, er sprake moet zijn van een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting niet bekend was en dat een ernstig vermoeden wekt dat het onderzoek anders zou zijn verlopen. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrager onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een uitzonderlijk geval waarin de procesorde ernstig was geschonden. De aangevoerde informatie uit Zwitserland werd als onvoldoende gewichtiger beschouwd om de aanvraag tot herziening te ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de aanvrager niet had aangetoond dat er sprake was van een ernstige inbreuk op zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, waarbij opgemerkt werd dat de raadsheren Balkema en Ilsink niet in staat waren het arrest te ondertekenen.