Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
3 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 2 oktober 2012 is gewezen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H. Oldenhof, advocaat te 's-Gravenhage. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 3 december 2013 door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. Het arrest is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:1574 en is te vinden op Rechtspraak.nl.