ECLI:NL:HR:2013:160

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
12/02385
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van [X] B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 2 mei 2012, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem werd behandeld. De Rechtbank had eerder beslissingen genomen over de aan [X] B.V. opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1998 tot en met 2003.

Belanghebbende, [X] B.V., heeft in cassatie verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren C.B. Bavinck en C.H.W.M. Sterk, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 12/02385
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 2 mei 2012, nrs. 10/00533 tot en met 10/00538, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 08/1043 tot en met 08/1048) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 1998 tot en met 2003 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en C.H.W.M. Sterk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.