Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van diefstal met wederrechtelijke toe-eigening van goederen uit bouwmarkten in Waalwijk, Roosendaal, Gorinchem en Oud-Beijerland. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van klokthermostaten en thermostaatkranen, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Het Hof had de verdachte in een eerdere uitspraak veroordeeld, maar de verdediging stelde dat de dagvaarding nietig verklaard had moeten worden vanwege een onvoldoende feitelijke omschrijving van de tenlastegelegde gedragingen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen rechtsregel had geschonden met de bewezenverklaringen, met name het onderdeel 'enig goed'. De tenlastelegging bood voldoende ruimte voor deze formulering, in tegenstelling tot een eerdere zaak (ECLI:NL:HR:2012:BW3694) waarin de tenlastelegging niet dezelfde ruimte bood. De Hoge Raad verwierp het verweer van de verdediging dat de dagvaarding nietig verklaard had moeten worden, omdat dit verweer niet voor het eerst in cassatie kon worden gevoerd. De beoordeling van de dagvaarding hing samen met feitelijke waarderingen, waarvoor in cassatie geen plaats is.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van het Hof in stand blijft. Dit arrest benadrukt de noodzaak van duidelijke tenlasteleggingen en de beperkingen van cassatieprocedures in het licht van feitelijke waarderingen.