Uitspraak
gevestigd te Maarheeze,
gevestigd te Fuschl am See, Oostenrijk,
1.Het verdere verloop van het geding in cassatie
2.Verdere beoordeling van het middel
De gedragingen van [A] leveren derhalve geen ‘gebruik’ op in de zin van art. 5 van Richtlijn 89/104/EEG (gecodificeerd in Richtlijn 2008/95/EG van 22 oktober 2008, PbEU L299) en daarmee evenmin in de zin van art. 2.20 BVIE. Onderdeel I treft dus doel.
De onderdelen II en III behoeven geen behandeling.
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Red Bull heeft geen andere grondslag aan haar vorderingen gegeven dan de beweerde merkinbreuk van [A] door het ‘afvullen’ van de blikjes. Nu die grondslag ondeugdelijk is gebleken, waar vaststaat dat [A] de merken van Red Bull niet heeft gebruikt, dienen de vorderingen alsnog te worden afgewezen, met verwijzing van Red Bull, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep.
3.Beslissing
20 december 2013.