Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 9 oktober 2012.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 oktober 2012. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belanghebbende, [X] B.V., het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 2 mei 2013 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. Op 3 juni 2013 heeft de griffier de belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald, maar de belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:41, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.