ECLI:NL:HR:2013:626

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13/01466
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake verzoek tot vaststelling Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoekster] tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst. De zaak betreft een verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder op 20 december 2012 een beschikking gegeven in deze kwestie, waartegen [verzoekster] in cassatie is gegaan. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Staat niet is verschenen en dat er geen verweerschrift is ingediend. De Procureur-Generaal heeft het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 80a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO).

Uitspraak

6 september 2013
Eerste Kamer
13/01466
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. L.C. Blok,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
zetelende te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 425267/HA RK 12-466 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 december 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid op de voet van art. 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
6 september 2013.