Op 10 september 2013 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12/01496 H, waarin een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Maastricht werd behandeld. De aanvraagster, geboren in 1965, was op 30 december 2008 aangehouden in Eijsden met een vervalst paspoort en was op 15 mei 2009 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op het feit dat de Politierechter destijds niet op de hoogte was van een beschikking van de Minister van Immigratie en Asiel van 23 mei 2011, waarin de asielaanvraag van de aanvraagster, gedaan op 9 januari 2009, werd ingewilligd.
De Hoge Raad overwoog dat een vreemdeling niet vervolgd dient te worden voor het in bezit hebben van vervalste documenten in het kader van zijn vlucht, zolang de eerste asielaanvraag nog niet onherroepelijk is beslist. De Hoge Raad concludeerde dat het aangevoerde ernstige vermoedens oproept dat, indien de Politierechter op de hoogte was geweest van de asielstatus van de aanvraagster, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou zijn verklaard in de strafvervolging. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag tot herziening gegrond was.
De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond, schorste de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter en verwees de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de asielstatus van een vreemdeling in strafzaken en de noodzaak voor rechters om alle relevante informatie in overweging te nemen bij hun beslissingen.