Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Van het onder 2 primair tenlastegelegde acht het hof de onderdelen a, b en l bewezen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder:
Met betrekking tot onderdeel a:
Het hof verwijst daarvoor naar de onderzoeksbevindingen zoals deze zijn gerelateerd in het zaaksdossier
[A], dossiernummer 25.488/25.909/23.279 en de daarin genoemde bijlagen.
Uit de administratie van [A] blijkt dat [A] in de periode van 15 augustus 2001 tot en met 3 september 2001 4 keer mobiele telefoons heeft gefactureerd aan [betrokkene 1], [a-straat 1] in Kleve, Duitsland.
Uit afgeluisterde telefoongesprekken is naar voren gekomen dat op 15 augustus 2008 om 9.43 uur [betrokkene 3], medewerker van [A], telefoons van het type V3690 aanbiedt aan [betrokkene 4] voor fl. 425,- per stuk. [betrokkene 4] wil maximaal fl. 415,- betalen.
[betrokkene 4] zal [betrokkene 3] die dag ontmoeten en dan kunnen ze verder praten. [betrokkene 4] wil niet verder praten via de telefoon. [betrokkene 3] vraagt of [betrokkene 4] gelijk het stempel wil meenemen zodat de verklaring gelijk afgestempeld kan worden. Volgens [betrokkene 3] is het stempel nodig, want anders krijgt hij problemen met de belastingdienst. [betrokkene 4] begrijpt het en gaat eerst naar Duitsland om het stempel op te halen.
Om 11.44 uur zegt [betrokkene 4] dat hij de weg niet kan vinden. [betrokkene 3] pikt hem op in het centrum van Bergeijk.
Om 18.18 uur vraagt [betrokkene 3] of [betrokkene 4] veilig is thuis gekomen. [betrokkene 4] is bezig met het uitladen en verkopen. Uit de administratie van [A] blijkt dat [A] op 15 augustus 2001 400 stuks Nokia 3310 en 175 stuks Motorola V3690 factureert aan [betrokkene 1] (factuur 2001/529).
Hieruit leidt het hof af dat het onder a genoemde vervoersbewijs valselijk is opgemaakt nu daarin in strijd met de waarheid wordt verklaard dat de op de factuur 2001/529 vermelde goederen vervoerd zijn/zullen worden naar Kleve in Duitsland, terwijl de bedoelde goederen in werkelijkheid naar de woonplaats van [betrokkene 4] in Elst (bij Nijmegen) zijn getransporteerd, in ieder geval niet de grens met Duitsland zijn gepasseerd.
Met betrekking tot onderdeel b:
Het hof verwijst hiervoor naar de onderzoeksbevindingen, zoals gerelateerd in voornoemd zaaksdossier [A] en de daarin genoemde bijlagen.
In een telefoongesprek op 10 september 2001 om 12.10 uur zegt [betrokkene 3], medewerker van [A], dat vandaag de 3310 voor 265 en de 149 stuks V3690 naar [betrokkene 4] komen. [betrokkene 3] vraagt of hij de goederen van 7 september 2001 ook op de factuur kan zetten. Dat is goed. [betrokkene 3] vraagt in verband met het stempel of hij de koerier via Duitsland naar [betrokkene 4] moet laten komen. [betrokkene 4] zegt daarop dat de goederen bij hem afgeleverd moeten worden, anders moet hij weer een bus naar Duitsland sturen.
[betrokkene 3] vraagt of de koerier wel naar Duitsland moet voor het stempel. Dit hoeft niet, want het stempel is bij [betrokkene 4] op kantoor. Uit de administratie van [A] blijkt dat [A] op 11 september 2001 181 stuks Nokia 3310, 149 stuks Motorola V3690 en 529 stuks Nokia 8850 factureert aan [betrokkene 2] te Kleve, Duitsland. In de administratie van Turbu is voor het vervoer een verklaring afnemer aangetroffen dat de goederen vervoerd zijn naar [betrokkene 2] te Kleve, Duitsland.
Hieruit leidt het hof af dat het onder b genoemde vervoersbewijs valselijk is opgemaakt, nu daarin in strijd met de waarheid wordt verklaard dat de op de factuur 2001/549 vermelde goederen vervoerd zijn/zullen worden naar Kleve in Duitsland, terwijl de bedoelde goederen in werkelijkheid naar de woonplaats van [betrokkene 4] in Elst (bij Nijmegen) zijn getransporteerd, in ieder geval niet de grens met Duitsland zijn gepasseerd.
Met betrekking tot onderdeel l:
Het hof verwijst hiervoor naar de onderzoeksbevindingen, zoals deze zijn gerelateerd in het zaaksdossier [A]-[D], dossiernummer 25.488/25.909/23.279 en de daarin genoemde bijlagen.
In een telefoongesprek op 6 december 2001 om 8.53 uur zegt [betrokkene 3], medewerker van [A], tegen [betrokkene 4] dat de koerier onderweg is met 454 stuks 8310 en 188 stuks 8850.
Om 8.55 uur vraagt [betrokkene 3] of het op [D] moet en [betrokkene 4] antwoordt daarop bevestigend.
Om 9.35 uur spreken [betrokkene 4] en [betrokkene 3] af in Rosmalen. [betrokkene 3] geeft door dat het 455 stuks 8310 en 180 stuks 8850 zijn en [betrokkene 4] zelf kan dan uitrekenen wat hij moet betalen. Om 9.48 uur volgt er een SMS-bericht van [betrokkene 3]: "Onze koerier rijdt nu Duitsland in". Uit de administratie van [A] blijkt dat middels factuur 2001/664 d.d. 6 december 2001 455 stuks Nokia 8310 à fl. 730,- en 180 stuks Nokia 8850 à fl. 700,- gefactureerd worden aan [D]. In de administratie van [A] is voor het vervoer een verklaring afnemer aangetroffen dat de goederen vervoerd zijn/zullen worden naar Bocholt in Duitsland.
Om 19.09 uur die dag zegt [betrokkene 3] in een telefoongesprek met [betrokkene 4] dat hij de volgende dag 's morgens vroeg 400 stuks 8850 en 400 stuks 8310 in Bocholt laat bezorgen en dat de prijs van de 8850 met fl. 10,- is gezakt. [betrokkene 4] zal zijn prijs ook met fl. 10,- laten zakken.
In een telefoongesprek op 7 december 2001 om 9.26 uur zegt [betrokkene 3] dat de koerier onderweg is. [betrokkene 4] vraagt aan wie gefactureerd wordt waarop [betrokkene 3] antwoordt aan [D]. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zeggen elkaar op dezelfde plaats te zien en [betrokkene 4] moet 568 meenemen.
Om 10.36 uur zegt [betrokkene 4] dat hij er al is. [betrokkene 3] is onderweg.
Om 10.57 uur zegt [betrokkene 5], een collega van [betrokkene 3] bij [A], tegen [betrokkene 4] dat de koerier in Bocholt is en vraagt [betrokkene 5] wanneer de jongen van [betrokkene 4] komt.
Om 10.58 uur zegt [betrokkene 4] tegen [betrokkene 5] dat zijn man er over vijf minuten is.
Uit de administratie van [A] blijkt dat op 7 december 2001 400 stuks Nokia 8310 en 400 stuks Nokia 8850 gefactureerd worden aan [D].
In een telefoongesprek van 6 december 2001 om 10.04 uur zegt de broer van [betrokkene 6] tegen [betrokkene 4] dat zij over anderhalf uur bij [betrokkene 4] zijn en vraagt deze of [betrokkene 4] dan de goederen heeft, wat het geval is.
Om 10.05 uur zegt [betrokkene 7] tegen [betrokkene 4] dat hij alvast de dozen in de garage van [betrokkene 4] gaat zetten.
Om 12.09 uur zegt [betrokkene 4] tegen [betrokkene 6] dat ze aan het laden zijn en dat hij meer kan leveren, nl. 180 stuks 8850 en 450 stuks 8310.
Om 12.19 uur zegt [betrokkene 6] tegen [betrokkene 4] dat hij 600 stuks 8850 meeneemt.
Uit de administratie van [betrokkene 6] blijkt dat [E] middels factuur 200100166 d.d. 6 december 2001 aan [betrokkene 6] 600 stuks Nokia 8850 à fl. 637,- ex BTW heeft geleverd en [betrokkene 6] middels factuur 000079 d.d. 6 december 2001 aan [F] 600 stuks Nokia 8850 à fl. 638,66 ex BTW heeft geleverd.
Uit de administratie van [G] B.V. blijkt dat [F] middels factuur 1266 d.d. 6 december 2001 aan [A] B.V. 600 stuks Nokia 8850 à fl. 664,- ex BTW heeft geleverd.
In een telefoongesprek van 6 december 2001 om 12.55 uur zegt [betrokkene 3] tegen [betrokkene 4] dat [betrokkene 4] de toestellen tussen 14.30 uur en 15 uur kan halen en dat de goederen over een uur binnenkomen. Uit de administratie van [A] blijkt dat [A] middels een factuur 2001/665 d.d. 6 december 2001 aan [betrokkene 2] und [betrokkene 4] GbR te Kleve(BRD) 600 stuks Nokia 8850 à fl. 700,- heeft geleverd.
In een telefoongesprek van 6 december 2001 om 14.25 uur zegt [betrokkene 3] tegen [betrokkene 4] dat de goederen binnen zijn. [betrokkene 4] zegt er over anderhalf uur te zijn.
Om 14.34 uur zegt [betrokkene 6] tegen [betrokkene 4] dat een "grote klant" 800 stuks 8310 besteld heeft. [betrokkene 4] zegt wel 400 stuks 3310 en 400 stuks 8850 te hebben. Dat is ook goed, zegt [betrokkene 6]. [betrokkene 4] zegt dat de jongens naar hem moeten rijden en dan op hem moeten wachten, want bij komt terug met de goederen.
Om 14.55 uur spreken [betrokkene 4] en de broer van [betrokkene 6] af op de parkeerplaats van Motel Nuland.
Uit de administratie van [betrokkene 6] blijkt dat [E] middels factuur 200100167 van 6 december 2001 aan [betrokkene 6] 400 stuks Nokia 8850 à fl. 637,- en 400 stuks Nokia 8310 à fl. 659,66 ex BTW heeft geleverd.
Uit de administratie van [G] B.V. blijkt dat [F] middels factuur 1267
d.d. 6 december 2001 aan [A] B.V. 400 stuks Nokia 8850 à fl. 662,50 en 400 stuks Nokia 8310 à fl. 685,- ex BTW heeft geleverd.
In een telefoongesprek van 6 december 2001 om 15.22 uur zegt [betrokkene 4] tegen [aanvrager], verdachte, dat hij nog 40 km moet en dat ze elkaar dan zien.
Om 16.09 uur zegt [betrokkene 4] tegen de broer van [betrokkene 6] dat hij naar het huis van [betrokkene 4] moet en dat [betrokkene 4] daar pas over twee uur is.
Om 18.54 uur zegt [betrokkene 6] tegen [betrokkene 4] dat hij gebeld heeft met "grote klant" en deze wil de 8850 10 gulden goedkoper. Nee, zegt [betrokkene 4], want hij heeft het aan [betrokkene 6] aangeboden voor fl. 745,-. [betrokkene 4] wil zelf wel de "grote klant" bellen, maar dat heeft [betrokkene 6] liever niet. [betrokkene 4] zegt dat hij morgen wel 10 gulden goedkoper kan leveren.
Om 19.37 uur zegt [betrokkene 6] tegen [betrokkene 4] dat de goederen er over een kwartier zijn.
[betrokkene 4] zegt tegen [betrokkene 6] dat hij zaterdag (7 december 2001) drie leveringen moet doen.
Uit de administratie van [A] B.V. blijkt, zoals hierboven reeds gezegd, dat [A] middels factuur 2001/665 d.d. 7 december 2001 aan [D] met afleveradres Bocholt (BRD) 400 stuks Nokia 8310 à fl. 730,- en 400 stuks Nokia 8850 à fl. 690,- heeft geleverd.
In een telefoongesprek van 7 december 2001 om 11.18 uur zegt [betrokkene 6] tegen [betrokkene 4] dat hij de 8850 en 5510 neemt. [betrokkene 4] vraagt aan [betrokkene 6] naar zijn huis te komen, want de goederen liggen gedeeltelijk thuis en op kantoor.
Uit al het vorenstaande in onderling verband bezien, leidt het hof af dat er geen reële levering van telefoons aan [D] heeft plaatsgevonden, maar dat de betreffende telefoons nadat zij in Bocholt, Duitsland waren afgeleverd direct weer naar Nederland zijn vervoerd en deze (zonder factuur en zonder BTW) aan [betrokkene 6] zijn verkocht. Nu er volgens het hof geen sprake is geweest van een reële levering van goederen aan [D] betekent dit dat de desbetreffende factuur, genoemd onder l, valselijk is opgemaakt; de daarin vervatte "levering" was een schijntransactie.
Met betrekking tot feit 3 primair overweegt het hof in het bijzonder:
Nu de in de onder 2 bewezenverklaarde onderdelen genoemde administratieve bescheiden (mede) ten grondslag hebben gelegen aan de aangiften voor de omzetbelasting van [A] B.V. over de maanden augustus 2001, september 2001 en december 2001 brengt dit met zich dat die aangiften onjuist zijn geweest. Immers uit hetgeen hiervoor met betrekking tot het bewijs van de onderdelen a, b en l onder 2 is overwogen, volgt dat deze administratieve bescheiden geen betrekking hadden op reële intracommunautaire leveringen van goederen, dat wil zeggen leveringen die gericht waren op de daadwerkelijke overdracht of overgang van goederen aan een derde om daarover te beschikken als ware die derde de eigenaar van die goederen. Op deze leveringen is het 0%-tarief OB niet van toepassing. De leveringen waar het hier om gaat zijn niettemin op basis van het 0%-tarief betrokken in genoemde aangiften.
Het hof is van oordeel dat de onder 2 primair en 3 primair bewezen gedragingen redelijkerwijs aan de rechtspersoon [A] B.V. zijn toe te rekenen. Gezien met name zijn eigen verklaring ter zitting van het hof van 5 april 2007 en die van zijn werknemers [betrokkene 3] en [betrokkene 5] acht het hof bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen. Verdachte controleerde volgens eigen zeggen de afwikkeling van de transacties en de administratieve afdoening. Soms gaf hij zelf zijn fiat aan bepaalde verkopen. Hij had een goed zicht op de aan- en verkoop van de mobiele telefoons. Het hof heeft vastgesteld, dat [betrokkene 3] en [betrokkene 5], werknemers van [A], zich hebben beziggehouden met schijnleveringen in Duitsland, waarbij in feite de goederen werden afgeleverd aan [betrokkene 4] in Elst. Voorts heeft het hof kennis genomen van vele telefoongesprekken tussen [betrokkene 4] en verdachte, waarin de heren uitvoerig van gedachten wisselen over transacties met GSM's.
Van belang is daarnaast de gang van zaken na de beroving op 18 december 2001 (al dan niet gefingeerd) van een transporteur van door [F] van [betrokkene 6] gekochte GSM's. Toen de transporteur het incident meldde, werd kort daarna door [betrokkene 4] beslist, dat hier geen politie aan te pas mocht komen. Aan de spoedbespreking die in hotel Nuland belegd werd, moest verdachte ook deelnemen. Het hof ziet in dit alles zo sterke aanwijzingen voor verdachtes betrokkenheid bij de fraude van [betrokkene 4], dat de gevolgtrekking, dat verdachte op de hoogte was van deze fraude, en er zelf aan deelnam, gewettigd is. Ondanks dat het hof het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde voor het grootste deel niet bewezen acht, komt het hof tot het oordeel dat de wel bewezen verklaarde feiten onderdeel uitmaken van een grootschalig complex van BTW-carrousels, waarbij verdachte een sturende rol vervulde. De met betrekking tot onderdeel 1 onder 2 primair beschreven feitelijke gang van zaken is hiervoor illustratief.
Het op verzoek van de verdediging uitgebrachte forensisch accountantsrapport van [betrokkene 8] en de verklaring van deze deskundige ter zitting van het hof hebben het hof niet tot een ander oordeel gebracht. De deskundige heeft met name geen overtuigende verklaring kunnen geven voor het feit dat in ieder geval tot eind 2001 omvangrijke contante betalingen plaats vonden en dat door zogenaamde buitenlandse afnemers betaald werd in guldens in plaats van D-Marken (de toen nog gebezigde valuta's). Beide feiten zijn op zich kenmerkend althans vormen een aanwijzing voor een BTW-carrousel. Ook heeft het het hof bevreemd, dat de deskundige in de hem voorgehouden gang van zaken ([betrokkene 4] wil niet praten via de telefoon; [betrokkene 3] vraagt of [betrokkene 4] gelijk het stempel wil meenemen zodat de verklaring gelijk afgestempeld kan worden; volgens [betrokkene 3] is het stempel nodig, want anders krijgt hij problemen met de belastingdienst; [betrokkene 4] begrijpt het en gaat eerst naar Duitsland om het stempel op te halen) in het geheel geen ongewone gang van zaken vermag te zien."