Uitspraak
gevestigd te Voorburg,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
4 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak, die op 4 oktober 2013 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieberoep van FEFSA B.V. tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft faillissementsrecht, specifiek de toestand van niet-betalen en de opeisbaarheid van rekening-courantvorderingen binnen concernstructuren. FEFSA B.V. had eerder een beschikking aangevochten die was gegeven door de rechtbank ’s-Gravenhage op 30 oktober 2012, en die door het hof op 15 januari 2013 was bevestigd. De curator, H.J.D. ter Waarbeek, verzocht om het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L. Timmerman adviseerde eveneens tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van FEFSA B.V. dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechtbanken in stand zijn gebleven.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.