Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
8 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 juli 2011. De verdachte, geboren in 1961, was aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten, waaronder deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen met betrekking tot het derde tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot vernietiging kunnen leiden, maar heeft ambtshalve vastgesteld dat het recht tot strafvervolging voor het derde feit is vervallen wegens verjaring. Dit is gebaseerd op de verjaringstermijnen zoals vastgelegd in de wet. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor het derde tenlastegelegde feit, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de strafoplegging. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2013.