Uitspraak
,nummer 23/001547-97
,ingediend door mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam
,namens:
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
15 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1951, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor meermalen gepleegde verkrachting. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, en was gebaseerd op een forensisch linguïstisch rapport dat op 6 februari 2012 door de Vrije Universiteit Amsterdam was opgesteld. Dit rapport stelde dat er gerede twijfel bestond over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de slachtoffers, en dat nader onderzoek naar de zaak mogelijk nieuwe inzichten zou kunnen opleveren.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat in het rapport een aanvullend onderzoek wordt geadviseerd, niet voldoende is om te voldoen aan de eisen van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat er nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens zijn die bij het eerdere onderzoek aan de rechter niet bekend waren en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze gegevens bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en heeft deze afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van substantiële nieuwe feiten of gegevens voor een succesvolle aanvraag tot herziening. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand blijft.