ECLI:NL:HR:2013:98

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
12/03039
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurbetalingsverplichting met wederzijds goedvinden en gerechtvaardigd vertrouwen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Roq Holding B.V. De zaak betreft de beëindiging van de huurbetalingsverplichting met wederzijds goedvinden en de vraag of er sprake was van gerechtvaardigd vertrouwen in de context van artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van het gerechtshof te Amsterdam en de vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam, die aan deze uitspraak ten grondslag liggen. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in de middelen niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens de Hoge Raad geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Roq Holding zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/03039
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
ROQ HOLDING B.V.,
gevestigd te Rijnsaterwoude, gemeente Jacobswoude,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Roq Holding.

1.Het geding in vorige instanties

Voor het verloop van het geding in vorige instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 933616 CV EXPL 08-4868 van de kantonrechter te Amsterdam van 18 april 2008, 12 december 2008 en 18 september 2009;
de arresten in de zaak 200.052.164/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 22 februari 2011 en 20 december 2011;
het tussenarrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2012.
De arresten van het hof en het tussenarrest van de Hoge Raad zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 22 februari 2011 en 20 december 2011 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Roq Holding is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 5 juli 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Roq Holding begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.