ECLI:NL:HR:2013:BY8327
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep, die niet overeenkomstig artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is betekend. De verdachte, geboren in 1971, had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het hof, dat op 7 juli 2010 had geoordeeld in zijn strafzaak. De advocaat van de verdachte, mr. C.M. Peeperkorn, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal, Hofstee, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet op de juiste wijze is betekend, aangezien de stukken van het geding niet aantonen dat de dagvaarding naar het volledige buitenlandse adres van de verdachte is verzonden. Dit leidt tot de conclusie dat het oordeel van het hof dat de verdachte in hoger beroep behoorlijk is gedagvaard, niet zonder meer begrijpelijk is.
De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken op 22 januari 2013.