ECLI:NL:HR:2013:BZ1063

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01097
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij plaatsing erfafscheiding in burenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een burenrechtelijk geschil. De eisers, beiden woonachtig in België, hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Arnhem. Deze arresten betroffen eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en waren gerelateerd aan een vrijwaringsprocedure en de vraag of er sprake was van misbruik van recht bij de plaatsing van een erfafscheiding. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder de vonnissen van de rechtbank van 21 maart, 25 juli en 5 december 2007, en de arresten van het hof van 28 juli 2009, 13 juli 2010 en 22 november 2011. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uitspraak

12 april 2013
Eerste Kamer
12/01097
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats], België,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 83427 / HA ZA 07-111 van de rechtbank Zutphen van 21 maart 2007, 25 juli 2007 en 5 december 2007;
b. de arresten in de zaak 200.003.290 en 200.001.304 van het gerechtshof te Arnhem van 28 juli 2009, 13 juli 2010 en 22 november 2011.
De arresten van het hof van 13 juli 2010 en 22 november 2011 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 13 juli 2010 en 22 november 2011 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 april 2013.