ECLI:NL:HR:2013:BZ1543
Hoge Raad
- Cassatie
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 23 december 2011, in de strafzaak tegen een verdachte geboren in 1966. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De Hoge Raad heeft de zaak op 19 februari 2013 behandeld en zich gebogen over de middelen van cassatie die door de verdediging zijn voorgesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Een van de middelen betrof de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verdediging stelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden door een te late inzending van stukken door het Hof.
De Hoge Raad oordeelde echter dat, omdat de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep werd afgedaan, de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate werd gecompenseerd. Hierdoor kon niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van het EVRM. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.