ECLI:NL:HR:2013:BZ1708
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huurovereenkomst door opzegging in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van een huurovereenkomst door opzegging. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 4 maart 2009. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en de stukken die aan de procedure ten grondslag liggen. De eisers hebben hun standpunt toegelicht door hun advocaat, mr. K. Aantjes, terwijl de verweerders, [Verweerder 1] en [Verweerster 2], werden bijgestaan door mr. H.H.M. Meijroos.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman gevolgd, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, omdat het de voorwaarden en de procedure rondom de beëindiging van huurovereenkomsten door opzegging verduidelijkt. De uitspraak bevestigt dat de klachten van de eisers niet voldoende zijn om tot cassatie te leiden, wat de rechtszekerheid in huurgeschillen bevordert.