ECLI:NL:HR:2013:BZ2864
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor passagiers bij vertraging van vlucht MP 646
In deze zaak gaat het om een schadevergoedingsvordering van passagiers van vlucht MP 646 van Miami naar Amsterdam, die op 31 januari 2009 met een vertraging van 3 uur en 30 minuten te maken kregen. De vertraging was het gevolg van een 'weight and balance' probleem. De passagiers ontvingen ter compensatie een voucher ter waarde van USD 12. De Hoge Raad behandelt de vraag of de passagiers recht hebben op een compensatie van € 600 per persoon op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de compensatie ook verschuldigd is bij vertragingen van meer dan drie uur, conform het 'Sturgeon-arrest' van het HvJEU. Martinair, de luchtvaartmaatschappij, heeft in cassatie betoogd dat de kantonrechter ten onrechte geen prejudiciële vragen aan het HvJEU heeft gesteld en dat de compensatie met 50% moet worden verlaagd omdat de vertraging minder dan vier uur was. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Martinair en oordeelt dat de kantonrechter het verweer van Martinair had moeten betrekken, maar dat dit bij gebrek aan belang niet tot vernietiging leidt. De passagiers zijn met de vertraagde vlucht naar Nederland teruggekeerd, waardoor de mogelijkheid tot halvering van de compensatie niet van toepassing is. De Hoge Raad veroordeelt Martinair in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de passagiers op nihil zijn begroot.