ECLI:NL:HR:2013:BZ2865
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor passagiers bij vertraging van vlucht HV 798
In deze zaak gaat het om een schadevergoedingsvordering van passagiers van vlucht HV 798, die op 31 januari 2009 van Gran Canaria naar Rotterdam zou vliegen. De passagiers meldden zich tijdig en met de juiste reisdocumenten bij de incheckbalie, maar de vlucht liep vertraging op door een zieke passagier tijdens de voorafgaande vlucht. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de compensatie ook verschuldigd is bij vertraging van drie uur of meer, conform het 'Sturgeon-arrest' van het HvJEU.
Transavia, de luchtvaartmaatschappij, bestreed het vonnis van de kantonrechter en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging veroorzaakten, en dat de kantonrechter dit verweer ten onrechte had gepasseerd. De Hoge Raad oordeelde dat het verweer van Transavia niet voldoende was behandeld door de kantonrechter, wat leidde tot de vernietiging van het vonnis en verwijzing naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad reserveerde de beslissing over de proceskosten tot de einduitspraak en begrootte de kosten aan de zijde van Transavia op € 875,86 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, terwijl de kosten aan de zijde van de passagiers op nihil werden begroot. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verweren in civiele procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op consumentenrechten en compensatie bij vertragingen.