ECLI:NL:HR:2013:BZ2867
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor passagiers bij vertraging van vlucht en recht op pleidooi
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een schadevergoedingsvordering van passagiers van Transavia Airlines C.V. in verband met een vertraging van hun vlucht HV 5054 van Alicante naar Rotterdam op 24 december 2008. De passagiers, die tijdig en met de juiste reisdocumenten aanwezig waren, hebben te maken gekregen met een vertraging door ziekte van de captain. Ondanks dat zij zorg en bijstand hebben ontvangen, vorderen zij compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.
De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie, maar Transavia heeft in cassatie aangevoerd dat de kantonrechter hen ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak te bepleiten, ondanks een tijdig verzoek daartoe. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het recht op pleidooi in beginsel moet worden gerespecteerd en dat de kantonrechter dit verzoek niet zonder goede redenen mag afwijzen. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de kantonrechter en verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in cassatie gereserveerd, wat betekent dat deze kosten pas bij de einduitspraak in de zaak zullen worden vastgesteld. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op pleidooi en de noodzaak voor rechters om verzoeken om pleidooi zorgvuldig te overwegen en te motiveren.