ECLI:NL:HR:2013:BZ2868
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding passagiers door vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden
In deze zaak gaat het om een schadevergoedingsvordering van passagiers van Transavia Airlines C.V. in verband met de vertraging van hun vlucht HV 5606 van Salzburg naar Rotterdam op 23 januari 2009. De passagiers hadden zich tijdig gemeld voor hun vlucht, maar door hevige sneeuwval in Innsbruck had het vliegtuig vertraging opgelopen en arriveerde het te laat in Salzburg. Hierdoor kon de vlucht niet op tijd vertrekken, wat leidde tot een vertraging van meer dan drie uur. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.
De kantonrechter had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de compensatie ook verschuldigd is aan passagiers die te maken hebben met vertraging van drie uur of meer. Transavia betwistte dit vonnis en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de vertraging veroorzaakten, en dat de kantonrechter dit verweer ten onrechte had gepasseerd. De Hoge Raad oordeelde dat het vonnis van de kantonrechter niet in stand kon blijven, omdat deze niet was ingegaan op het verweer van Transavia over de buitengewone omstandigheden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis en verwees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad reserveerde de beslissing over de proceskosten in cassatie tot de einduitspraak en begrootte de kosten aan de zijde van Transavia op € 893,46 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, terwijl de kosten aan de zijde van de passagiers op nihil werden begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de vice-president F.B. Bakels en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion en G. Snijders, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth op 3 mei 2013.