ECLI:NL:HR:2013:BZ6524
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1988, tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 februari 2012. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.W. Weehuizen, advocaat te 's-Hertogenbosch. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de verdachte onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.