ECLI:NL:HR:2013:BZ7185

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/04722
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het beroep in cassatie inzake de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat, had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak was eerder behandeld in de rechtbank Alkmaar, waar vonnissen waren gewezen in 2005 en 2006. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en de bijbehorende stukken, waaronder de cassatiedagvaarding die aan het arrest is gehecht. De verweerster in cassatie is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De advocaat van de eiser heeft gereageerd op deze conclusie, maar een andere brief van de eiser zelf werd niet in overweging genomen omdat deze niet via een advocaat was ingediend. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat verdere motivering niet nodig is, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uitspraak

14 juni 2013
Eerste Kamer
11/04722
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 81840/HA ZA 05-673 van de rechtbank Alkmaar van 26 oktober 2005 en 2 augustus 2006;
b. de arresten in de zaak 106.005.942/01 (rolnummer 1840/06) van het gerechtshof te Amsterdam van 7 juli 2009 en 17 mei 2011.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 16 april 2013 op die conclusie gereageerd. [Eiser] heeft zelf eveneens bij brief van 16 april 2013 op die conclusie gereageerd. Nu deze laatste brief niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.