ECLI:NL:HR:2013:BZ8782

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/03276
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring huwelijk op verzoek van het Openbaar Ministerie; echtgenoot niet te goeder trouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de nietigverklaring van een huwelijk op verzoek van het Openbaar Ministerie. De man, die in cassatie ging, was niet te goeder trouw, zoals bepaald in artikel 1:77 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is voortgekomen uit eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof te Amsterdam en Arnhem. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof van 5 april 2012, waarin het hof had geoordeeld over de nietigheid van het huwelijk. Het Openbaar Ministerie was als verweerder in cassatie betrokken, maar heeft geen verweerschrift ingediend. De vrouw, die ook als verweerder in cassatie optrad, heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep of het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard en heeft geoordeeld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

26 april 2013
Eerste Kamer
12/03276
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
1. HET OPENBAAR MINISTERIE,
zetelende te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen,
2. [De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, het OM en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 263920/FA RK 09-1391 van de rechtbank Utrecht van 13 mei 2009, 28 oktober 2009, 24 maart 2010, 24 november 2010 en 13 april 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.090.621 van het gerechtshof te Amsterdam van 26 juli 2011;
c. de beschikking in de zaak 200.090.621 van het gerechtshof te Arnhem van 5 april 2012.
De beschikking van 5 april 2012 van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van 5 april 2012 van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het OM heeft geen verweerschrift ingediend.
De vrouw heeft verzocht de man in het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 1 maart 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 26 april 2013.